zondag 17 juni 2012

Waarom Arie Az nooit een welverdiend lintje kreeg

Het is een grappig verhaal... over die keer dat de (zogenaamde) kroonprinses Moerkapelle aandeed samen met haar kersverse verloofde, en Arie Az als burgemeester het spelletje meespeelde en zelfs een toespraak hield voor de nep Juliana. Dat gebeurde vlak voor zijn pensioen.
Het werd hem helemáal niet in dank afgenomen. Het lintje dat hij meer dan verdiend zou hebben bij het afscheid, bleef uit.



woensdag 18 april 2012

Ervaringen in oorlogstijd

En terwijl Arie Verheul Az. in Zeist verschillende onderduikers huisvestte, werd zijn oudste zoon Arie (Arie van Indië) als assistent-resident in Nederlands-Indië gevangen genomen door de Japanners.

(uit: Ambtelijk verslag van den ex-assistent-resident van Singkawang, West-Borneo.
Mr. A. Verheul)

"Het was eind Mei 1940 toen ik het bestuur over de afdeeling Singkawang aanvaardde. Iedereen was toen nog diep onder den indruk van de catastrophale gebeurtenissen in het moederland; bovendien duchtte menigeen een spoedige invasie van Japan in Nederlansch-Indië.
(...)
Op den morgen van 8 december 1941 werd de radiorede van den Gouverneur-Generaal aangehoord en z.v.m. schriftelijk vastgelegd.
(...)
Op 19 Dec 1941 werd Pontianak door de Japanners gebombardeerd; honderden burgers lieten het leven. Dit bombardement bracht de schrik er in, ook bij de bevolking der afdeeling Singkawang. Het leven werd geheel ontwricht. De toko's werden gesloten; de pasars werden weinig bezocht; de scholen gingen met vacantie. (...)
In deze donkere dagen van December 1941 en Januari 1942 werd de aandacht van het Bestuur toegespitst op de volgende onderwerpen:
a. voorlichting van de bevolking
b. invoer en distributie van voedsel.
c. bescherming tegen luchtgevaar.
d. zorg voor de openbare veiligheid.
(...)
Medio Januari 1942 deelde de Overste mij mede dat de Dajaksche kampongs, gelegen ten Noorden van Sanggau, door brand vernield moesten worden. Ik maakte hiertegen bezwaar in het belang van de bevolking, maar dit mocht niet baten. Daarop deelde ik den Overste mede, dat de vernieling door de militairen zelf moest plaats hebben, nadat zij door het Bestuur was voorbereid en nadat de bevolking zou zijn schadeloos gesteld.
(...)
Keeren we terug naar Singkawan op den avond van de invasie (27 januari). De Controleur, de heer Van den Brink en schrijver dezes, (met de politie) leken de eenige bewoners van de stad. Wij zaten vóór mijn woning, de eenige die verlicht was. Onze huisbedienden hadden we opdracht gegeven zich tijdelijk terug te trekken in de kampongs, maar zij weigerden en bleven bij ons. De telefooncentrale was nu vernield, zoodat wij volkomen afgesloten waren van de buitenwereld. Om 7 uur des avonds hoorden we de eerste geweerschoten, die weldra aangroeiden tot een hevig vuur. (...) Daar het geen zin had als non-combattanten te midden van strijdende troepen te blijven, gaven wij bevel aan de politie zich terug te trekken buiten het tooneel van den strijd en gingen wij naar het Missie-hospitaal even buiten de hoofdplaats gelegen. (...)
     Na korten tijd hield het vuren op; de electrische stroom werd afgebroken; de centrale was vernield door onze aftrekkende stadswachters.
     Een angstige stilte viel over de duistere stad.
(...)
Na rijp beraad kwam ik tot de conclusie, dat de eenige positieve daad, die we op dat moment als niet-strijdenden konden doen, bestond in het aanbieden van onze hulp voor de gewonden.
Daarom vroeg ik wie bereid waren mee te gaan voor dit doel.
Daarvoor meldden zich: de heeren Van den Brink en Mooi, de Broeder-Overste (P. Compiet), Broeder Odulfus (C. Ribbens), Zuster Jacobi (Mej. Somers), Zuster Celine (Mej. Mutsaers) en Zuster Cunegondis (Mej. Van de Krom) en voorts twee Inheemsche ziekenoppassers, wier namen ik helaas niet weet.
     Met twee draagbaren vertrok deze stoet van het hospitaal in de richting van den onbekenden vijand. Nabij mijn woning stootten wij op een troep Japansche soldaten met glimmende bajonetten en met veel gras op hun helmen en uniformen gestoken. 
(...)
Na een uur wachtens werd ik binnengeroepen. Daar zaten een drietal Japansche officieren achter een tafel, die verlicht was met kaarsen. Er was een Japansche tolk, die slecht Maleisch sprak en een zeer ongunstig uiterlijk had. Deze drukte mij een revolver op het voorhoofd, zeggende dat ik zou worden gedood als ik de verlangde inlichtingen niet dadelijk gaf. Gedurende het onderhoud richtte hij het wapen eenige malen op mijn borst; eenmaal werd de ondervragende officier zoo boos dat hij een der brandende kaarsen van de tafel naar mijn hoofd wierp. (...) Op al deze vragen antwoordde ik dat ik het niet wist, waarop de vreeselijkste bedreigingen volgden. Ik kan niet zeggen dat deze veel indruk op mij maakten en het was dan ook niet moeilijk te volharden in mijn onwetendheid.
(...)
Den volgenden morgen werd ons vergund ons neder te zetten op de banken aan de buitenzijde van de houten schuur, die ons nachtverblijf was geweest. Wij konden de Japansche troepen zien aftrekken in de richting van Pontianak en Bengkajang. De Inlanders waagden zich schoorvoetend op straat; zij namen van ons weinig notitie. Onze huisjongens daagden op en wierpen ons cigaretten toe.
Een Nederlandsch vliegtuig verscheen boven de stad en dreef af in de richting van de zee. Het was de laatste groet voor vele jaren!"
(...)


(wordt vervolgd)

zondag 26 februari 2012

Grootvader Arie Az in beeld




Grootvader Verheul met zijn oudste kleinzoon Arie (zoon van Gerrit Verheul).



Grootvader Verheul met vier kleinkinderen: Bep, Arie, Ria en Arie.
Benthuizen 1931

Grootvader op de fiets.
Oranje Nassaulaan, Zeist

vrijdag 17 februari 2012

foto's vanTimor

Uit geheel onverwachte hoek - nog een verhaal apart - hier een aantal foto's van Timor halverwege de jaren 30 van de vorige eeuw.
Arie Verheul (van Indië) werkte in Kupang en woonde daar met zijn vrouw Jo Hebly en kinderen Arie, Ria, Hans en Kees.
De foto's komen uit een album van Christine Abels. De fotograaf was haar vader, P.C. Abels. De gelegenheid was vermoedelijk een verjaardagsfeestje in Kupang.

(klik op de foto voor vergroting)

helemaal rechts, van boven naar beneden: Hans (neus peuterend), Ria, Arie.

vanaf  rechts: Arie (speels gebaar), Ria en Hans, (....) en uiterst links vriendinnetje Tine Theijs.

vanaf rechts: Tine, Ria (...), Hans

Arie Verheul (van Indië), dochter Ria, en twee vriendinnetjes



vanaf rechts: Hans, (...), Ria, Tine, (...)

Wie is wie (3)

En hier een beknot boompje met personen uit de onderstaande Engelse tekst ' The Australian branch of the Verheul tree'.


Arie Verheul Az. (1872-1950) 'Arie Az' op dit blog. Gehuwd met Cornelia Oudijk.
                               |                               

          Gerrit Verheul (1898-1974)  Gehuwd met Janna Cornelia van Dieën.
(+ 8 broers en zussen, zie: familieregister
                                   |

                     Bep Verheul (1926)  Gehuwd met Kees Groen (overleden in 2004).
                                       |

                           Yolande Elliot (blogger op dit webblog)

.

dinsdag 7 februari 2012

The Australian branch of the Verheul tree

(Uploaded by Yolande Elliott for my mother Bep Groen-Verheul)
I am a grandchild of Opa Verheul whose third child, Gerrit Verheul, was married to Janna Cornelia van Dieen.
They had 7 children, Arie the eldest grandson then I, the eldest granddaughter and 5 more. I remember a lot from Benthuizen, because I often stayed with Opa en tante Lij and their beautiful dog.  When the dog died we buried her in the garden near the little creek. Everybody in the small village knew me of course because I was the granddaughter of their beloved burgevader. I remember that Oom Arie and tante Jo(Hebly) from  Nederlands Indie (Indonesia)  were coming over for holidays with their 4 children Arie, Hans, Ria and Kees. That was a wonderful time. Always something to do and somebody to play with, we had rides in Opa’s car - that was really special; hardly anybody had a car in those days. We always went by car to the church in Zoetermeer . I loved being there; everything was so nice and so different from home. There were so many of us, you always had to share and sort of fight for the things you wanted. I loved my Opa with his nice grey curly hair.
I reckon he was very handsome. He always called me Hartedief. I was often at their place. My brother Arie was often home-sick and wanted to go home. So I was the only grandchild to get spoiled for a while. Later on Opa and tante Lij moved to Zeist when Opa retired.  Tante Jeanne and Oom Johan were also Indie. In war time I went on an old bike to Zeist to bring food to them which I first collected from the cousins (Oudijks of course) in Waddingsveen and Bleiswijk I think. Anyway that is were I met Herta Denneboom,  she was called Willie then. After the war time I went to Opa and tante Lijtje to look after them.  Lijtje was smitten with arthritis and was always in pain. She could hardly walk anymore, after the war everything was up side down and wrong. I did not know what I wanted to do with my life so that was a good solution; to help Opa and tante Lij out. I stayed in Zeist for more than 3 years.
I remember all the walks I had with Kees in de woods of Heidestein, we always went there for a swim. Sometimes Frank Goldberg was with us as well. After a couple of years Oom Arie came home from the Japanese prisoner of war camp. Later the Valewinks arrived; I can still see Marjolijn very white and very skinny coming out of that bus, having a lapdoll in her arms. That was a lovely time in Zeist when the Valewinks were there, because it could be very quiet with only old people to look after. Now there was always laughter and fun with Geert Jan and Marjolijn.  Opa always gave me a cigarette after the meal, heel gezellig, but that is how I started to smoke, not knowing how bad it was for our health.
In due time Oom Johan and tante Jeanne moved to Den Haag and I was lost when they were gone, I wanted to move also, eventually I went to Amsterdam to the school for Family Carer.
After the study I went to work in Eindhoven and later on Huizen. I wanted to become a social worker and had to study very hard in the night time. Before I finished my study, I had other plans and immigrated to Australia in 1955 and was married in 1956.
The 10th of March was our wedding day, in one way not an easy day, no family or friends from Holland to celebrate with us. Luckily Kees had a sister here with four girls who were very excited about their favourite uncle getting married. We moved into a self contained flat, that was very nice, Kees was a real handyman and could make things out of nothing, that is how we could save up for a block of land. I had to give up my dream of becoming a social worker because of the language and the laws were completely different. So we took all sorts of jobs and worked very hard.
In 1958 we became proud parents, our beautiful daughter Yolande was born, at that time I was a bit homesick, because I wanted to show her to my Mum and Dad. 2 Years later we had a son Gary, named after our 2 fathers (Gerrit).  When he was 15 months old we moved into our new house up in the foothills overlooking Adelaide and St Vincent Gulf. A very nice view. 2 more sons; Harold and Colin were born. We were a happy family. Had our ups and downs, never became rich, but life was good, we had lots of friends all from Dutch back ground. The children went to school and grew up too quick. Yolande became a teacher, the boys did not want to study, so they went to work after high school. Colin went to trade school and became a builder, he built a beautiful house for his family. Yolande & Gavin have 3 daughters; Gary & Marie have twin daughters and a son. Harold  &  Allison 2 boys and Colin the youngest has 1 boy , his wife,  Linda, is expecting their 2nd baby in June. So this is the Australian branch of the family, my Dad always said, Go and multiply. See the results! My husband (Kees) died on 27th May 2004, We had a good life  in Adelaide, no regrets that we left Holland, but it is still our home country. We liked to visit and have done so plenty of times.

Bep Groen-Verheul
The photo below shows me at the front right with my children and their spouses, grandchildren, my sister Leida, my brother Arie's daughter and some of her family members.
This was taken on Sept 17th 2011 at my grandaughter's wedding.


woensdag 25 januari 2012

Wie is wie (2)

Hier nog een beknot boompje, dit keer van personen uit het onderstaande stuk 'Herinneringen aan mijn grootvader' van Janny Schaper-Verheul.


Arie Verheul Az. (1872-1950) 'Arie Az' op dit blog. Gehuwd met Cornelia Oudijk.
                               |                               

          Gerrit Verheul (1898-1974)  Gehuwd met Janna Cornelia van Dieën.
(+ 8 broers en zussen, zie: familieregister
                                   |

                     Janny Verheul (1936)  Gehuwd met Kees Schaper.
                                       |

                           Esther Schaper (blogger op dit webblog)

.

Herinneringen aan mijn grootvader Arie Verheul

Door Janny Schaper - Verheul.

Grootvader Arie Verheul geboren 26 juli 1872 in Moerkapelle, overleden 9 oktober 1950 in Zeist. Arie Verheul was van 1903 tot 1935 burgemeester van de gemeente Benthuizen en Moerkapelle in de provincie Zuid-Holland.
Mijn naam is Janny Schaper-Verheul geboren 11 juni 1936 in Hazerswoude. Ik ben de jongste dochter van Gerrit Verheul en Janna Cornelia Verheul- van Dieën.
Wat weet ik van Benthuizen?
Niet zo heel veel, want ik was net een jaar toen opa uit Benthuizen vertrok en samen met zijn dochter Lij in Zeist ging wonen. Lij was reumatisch en voor haar zou de boslucht beter zijn dan het waterrijke gebied rondom Benthuizen. Maar door verhalen ben ik wel het een en ander te weten gekomen. De foto’s die bij het afscheid gemaakt zijn, vertellen hoe geliefd de burgemeester was.

(NB: klik op de plaatjes voor een vergroting)

Wat weet ik van Zeist?
Opa Verheul ging wonen aan de Oranje Nassaulaan in Zeist in de wijk “Tussen de dennen”. De naam van de wijk zegt het al: rondom in de bossen. In de vakantie mochten we komen logeren. Dat was voor mijn broer Dik en mij een feest. Wij kwamen uit een boerendorp met weinig bossen en veel water. We genoten van de omgeving en het mooie huis. Wij vonden dat in Zeist veel deftige mensen woonden. Toen ik wat ouder was vroeg Opa aan mij of ik aan mijnheer Van der Zwaag wilde vragen om te komen schaken. Ik moet zeggen “complimenten van mijn grootvader, komt u vanmiddag schaken?” De hele weg ernaar toe repeteerde ik de zin.

Bij tante Lij en opa was iedereen welkom. Kinderen, kleinkinderen, vrienden en vriendinnen. Sommigen kwamen voor een weekje anderen mochten blijven zolang het nodig was. Daarbij denk ik Hertha, het joodse meisje. Opa en tante Lij hebben daar later nooit over gesproken. Het waren lieve en dappere mensen.
In verband met de oorlog kwam Tante Jo Hebly met haar gezin in Zeist wonen en oom Arie verbleef nog in Indonesië. In mijn herinnering ben ik daar wel op bezoek geweest. Dat neven Arie en Hans tijdens de oorlog onderdoken in hun huis aan de Fredrik Hendriklaan heb ik ook nooit geweten. Neef Kees is in de Hongerwinter een poosje bij ons in huis geweest. Daar heb ik nog goede herinneringen aan. Toen ik ouder werd kwam ik ook wel bij opa en tante Lij om een handje te helpen. Tante Hennie, de weduwe van oom Cor woonde toen bij opa. Na het eten werd er vaak een sigaretje gerookt. De dames gebruikten daarbij een mooi pijpje. Opa was ruimdenkend en zei dan; “geef haar ook een sigaretje”. Het roken ging me goed af, het was eerlijk gezegd niet mijn eerste. Toen waren de schadelijke gevolgen nog niet bekend.

Na de oorlog ben ik met Hans voor het eerst naar de bioscoop geweest. Een belevenis, zoiets als een bioscoop was er in Hazerswoude niet.

Ik bewonderde mijn Opa om zijn mooie witte haardos. Als het koud was en de kachel ’s ochtends gestookt moet worden, haalde hij steenkolen uit de bostuin. Meestal was hij nog in pyjama en daarover een donkerrode ochtendjas. Voor mij leek hij dan de Kerstman. Ik vond hem dan een heel mooie opa.

Op 23 april 1946 heeft opa in mijn poëziealbum geschreven. Dat hebben toendertijd vast meer opa’s en oma’s gedaan, maar mijn opa heeft naast een lieve wens ook een sigarenbandje geplakt met zijn fotootje erop. Dat was voor mij heel bijzonder.
      
Perro.
Bij opa was Perro, ik dacht een cockerspaniël, een lief braaf beest, dat wij graag samen met opa gingen uitlaten. We wandelden dan naar de Stuifheuvel, die was aan het eind van de Oranje Nassaulaan. Het was een heuvel waar je via paadjes rondom de top kon bereiken. Je had dan mooi uitzicht over de bossen. Vele jaren later gingen we met onze kinderen er nog eens kijken “. Is dat nu die hoge heuvel ?“ zeiden ze. In mijn verbeelding was hij vroeger veel hoger en mooier. Overal waren huizen gebouwd. Ook de bostuin van Opa Verheul grensde nu aan de tuin van de achterburen, daar kon je niet meer zomaar het bos in lopen. Het huis staat er nog steeds en er is aan de buitenkant niet veel aan veranderd. Bij de hertenkamp was het ook goed toeven.


Zeist blijft een bijzondere plaats voor mij. Wij wandelen er nog wel eens en lopen dan ook langs het huis van opa Verheul.