donderdag 29 december 2011

Brieven uit Atjeh

In 1927 en 1928 schreef Arie Verheul (van Indië), toen hij als assistent-resident in Nederlands Indië werkte, columns voor de Nederlandse krant De Banier.
Deze Brieven uit Atjeh werden ondertekend met het Maleise 'Nja' Oebit', zijn pseudoniem, wat 'de kleine' betekent.
Was hij zo klein, of was hij misschien gewoon bescheiden van aard?

Sommige teksten waren erg lang, andere een stuk korter. De onderwerpen varieerden van belangrijk en serieus tot onderhoudend.
Hieronder twee van de kortere brieven, een gescand, en een uitgetypt.


(klik op de scan voor een vergroting)


Het liefdes-eiland.



 
 
 De Atjeher.

     Boven een opstel over het Atjehsche volk zou men als motto kunnen zetten, in vrije navolging van den Schoolmeester:
                Een Atjeher is iemand,
                die bang is voor niemand.
     Want waarlijk, wat den Atjeher onderscheidt van de meeste andere Inlansche volken, is zijn grootere individualiteit en meer zin voor onafhankelijkheid.
     Maar ik wil je niet vermoeien met een dorre opsomming van karakter- eigenschappen van den Atjeher, want zulk een opsomming zou volledig noch juist kunnen zijn en bovendien geen zuiver beeld geven van dit volk.
     Laat ik je liever vertellen hoe wij deze menschen hier zien in het dagelijksch leven.
     Stel je het voor het volgende tafereeltje:
     Ik zit op mijn kantoor en schrijf....
     Daar wordt de deur zacht geopend. Een Atjeher komt langzaam binnen. Het is een man uit het volk, zijn lichaam is vuil, zijn kleeren zijn smerig en gescheurd en hangen scheef en onzeker om zijn lijf; zijn rimpelig verweerd gelaat heeft harde en scherpe trekken, in zijn glinsterende oogen zit iets koud-standvastigs.
     Eenigszins wantrouwend neemt hij de vreemde omgeving op.
     Bij mijn opkijken heft hij de rechterhand op en brengt die in verticalen stand boven zijn hoofd. Dit is een poging om den militairen groet na te doen, want deze wordt onder de Atjehers gebruikt tegenover den Europeaan, wanneer men dezen eerbied wil toonen.
     Ik schrijf nog even door, alvorens den man te woord te staan. Hij staat nog wat onwennig te kijken en begeeft zich dan rustig naar de stoel die staat aan den anderen kant van mijn schrijftafel en zet zich daarop met een gebaar van verzekerdheid.
     Wanneer ik dan nog doorschrijf, spreekt hij me aan en begint ongevraagd een verhaal te vertellen.
     Eindelijk is de lange dienstbrief af en leg ik de pen neer. Ik begin het onderhoud met de mededeeling dat naar Europeesch gebruik een vreemde stoel alleen wordt geoccupeerd na een uitnoodiging daartoe, zoodat hij beter doet mij staande zijn verslag te doen. Dit doet hij gewillig en houterig en onderwijl vertelt hij verder.
     Na afloop van het onderhoud krijgt de kantooroppasser een schrobbeering omdat hij niet op de deur gelet heeft, want sinds lang heeft hij strenge orders om te zorgen dat er niemand ongevraagd binnengaat.
     Want zulke pogingen om binnen te dringen komen dikwijls voor; ja, ook de huizen er ambtenaren worden niet altijd ontzien. Maar met kwade bedoelingen zal geen gampong-Atjeher ooit een Europese woning binnengaan, want hij vindt zoo'n huis een wonderlijke en onlogische doolhof van kamers en de manier waarop wij onze deuren en ramen sluiten vindt hij onbegrijpelijk. Dit komt omdat alle Atjehsche huizen denzelfden bouwtrant en dezelfde indeeling hebben, zelfs staan ze allemaal precies in de richting Oost-West. In het donker kennen ze den weg in elkaars huizen en dit levert groot gemak voor den misdadiger.
     Een ander voorbeeld van de vrijmoedigheid van den Atjeher.
     Een mijner kennissen uit Medan stond aan een Atjehsch grensstration en riep een Atjeher om als koeli zijn bagage te dragen. Hij begon het discours met het gebruikelijke "hé". Een landgenoot van de Atjeher vroeg hem lakoniek in zuiver Europeanen-Maleisch:
     "hé, kwé poenja nama: Hé?", waarop een onbeleefd gelach volgde van alle omstaande Inlanders. Mijn kennis zag zich genoodzaakt zelf zijn barang in den trein te zetten en hij vertelt het voorgevallene overal als een merkwaardig stalltje van Atjehsche brutaliteit en opstandigheid.
     Maar de klachten die men hoort over deze vrijmoedigheid der Atjehers zijn vele. Europeesche dames, die gaan winkelen op den pasar, kunnen er zeker van zijn dat het verloop van elke transactie met groote belangstelling wordt gevolgd door een toreopje omstanders, want de Atjeher is zoo nieuwsgierig als.... de Hollansche dorpeling.
     Voor den rechter verschijnen ze niet jzelden met een flinke sirihpruim achter hun kiezen; zittend op de bank der beklaagden of der getuigen, trekken zij immer met rustige gebaren hun knieën en voeten op de bank om een aangenamer houding te kunnen aannemen. De dienstdoende oppasser maakt hen dan attent op deze ongemanierdheid en gewillig nemen ze daarop de voor een bank normale zithouding weer aan.

     Dit zijn alle voorbeelden van verregaand gebrek aan manieren en vormen bij dit volk, want het komt zelden voor dat een Atheher opzettelijk zal uiten gevoelens van minachting voor den Europeaan. Maar dit ruwe optreden kenmerkt ook den omgang tusschen de Atjehers onderling. Toch heeft het feit dat de Atjeher nu eenmaal tegen een Europeaan niet opziet als tegen een lid van een beter menschenras vanzelf zijn invloed.
     Ook komen nog wel eens gevallen van opzettelijk uiting van minachting voor. Dat zijn dan altijd kinderen, die een in trein of auto voorbijrijdend Europeaan naschreeuwen met "kafir". Dit woord drukt voor den Atjeher uit den haat en minachting die hij heeft tegen den Hollander, als den ongeloovigen overweldiger ;  men zou het eenigszins kunnen vergelijken met het expressieve Fransche woordje "boche".
     Wat ik boven schreef heeft natuurlijk alleen betrekking op het gewone volk. Het spreekt vanzelf dat de hoofden, de meer ontwikkelden en ook de handelaars bij hun aanraking met Europeanen zich meer aanpassen aan onze begrippen omtrent beleefdheid en goede vormen.
     Hierover later.
Gegroet,
NJA' OEBIT.


vrijdag 23 december 2011

Kerst in 1941

"Gisteren hoorden we van Radio Oranje dat Pontianak is gebombardeerd. Ik kan me dat vreselijke niet indenken: Pontianak, dat wij zo door en door kennen, gebombardeerd door de Japanners! En zo dicht bij jou, Arie!. Was ik maar bij je. Het wordt steeds erger, elkaar in deze tijd te moeten missen. O Arie, wanneer zal toch die vreselijke oorlog afgelopen zijn? Het ziet er voor Indië op 't ogenblik zo donker uit. (...) Steeds verder worden we van elkaar getrokken. Hoe en wanneer is het eind? En zullen we dit allebei beleven?
Ik wanhoop er tegenwoordig zo dikwijls aan".


Jo Hebly schreef dit aan haar man Arie Verheul (van Indië) op 20 december 1941. Zij was nog in Nederland met verlof toen de Duitse troepen binnenvielen in1940, een poging om het land alsnog te verlaten mislukte.
En hij was in april al terug gegaan naar Indonesië. Daar zou hij op 28 januari 1942 door de Japanners gevangen worden genomen. Een half jaar verbleef hij in een plaatselijke gevangenis en daarna drie jaar in een concentratiekamp in Noord-Borneo. Al die tijd bleef Jo hem schrijven en bewaarde de brieven ook zelf. Sommigen deden er meer dan een jaar over om hem te bereiken. Van Arie kreeg ze tussen 1942 en 1945 enkele kaarten met een paar woorden in zijn handschrift.
Pas in januari 1946 zouden ze elkaar weer in de armen sluiten.

donderdag 24 november 2011

Ode aan Hans Verheul

door Marike Verheul

Op 14 november j.l. overleed mijn lieve vader Hans Verheul (Johannes Pieter), kleinzoon van Arie Az.
Op mijn blog 'Onzichtbare poten' publiceerde ik een tweegesprek over kunst en schoonheid.
Mijn broer Ekke maakte een site met foto's: in memoriam Mr. J.P.Verheul

'Pappa door Marieke vanuit haar bed        8-7-'74

NB: mijn vader leerde ons behalve muziek maken, o.a. ook goed kijken en natekenen. Op een ziekbed in 1974 oefende ik eindeloos met portret tekenen, en mijn vader poseerde geduldig.
Hij bewaarde altijd onze pogingen, hoewel we die zelf vaak als mislukt bestempelden.
'Nee hoor', zei hij dan, 'helemaal niet slecht!'

.

zaterdag 29 oktober 2011

Oma Jo (Hebly)

door Marike Verheul

Jo Hebly (1905-1993) trouwde in 1925 met Arie van Indië, mijn opa,
de oudste zoon van Arie Az.
Met de handschoen wel te verstaan: zij in Holland, hij in Nederlands-Indië.
Een decennium na het overlijden van haar echtgenoot vroegen mijn ouders aan Jo of ze misschien een aantal  verhalen uit haar jeugd wilde opschrijven. Ze gaven haar voor de verjaardag een chique schrift. Hieronder vier bladzijden uit dat boek van mijn oma.
Overigens, toen zij haar eerste achterkleinkind kreeg en ik vroeg hoe hij (Jeff) haar nu moest noemen, zei ze:
'Nou, die mag mij dan misschien wel gewoon Jo noemen'.  Een vlaag van jaloezie schoot door me heen, dat had ik ook wel gewild!


                                 3 augustus '76

Terugkijkend kan ik niet anders zeggen dan dat ik een
doodgewoon kind was, van doodgewone ouders.
Ik had een goede jeugd, maar in materiëel opzicht geen rijke.
Het inkomen van een onderwijzer, en zeker van een christelijk
onderwijzer, was erg klein. En dat hebben we altijd gevoeld,
b.v. met vermaakte kleren van tantes en andere goedgeefse
dames die het beter hadden. Ik vond dat afschuwelijk!
       De band in ons gezin was goed. Ik hield erg veel van
mijn ouders. Moeder was (als ze tenminste niet nerveus
was door eeuwige geldzorgen en het werk dat haar over het
hoofd dreigde te groeien) een gezellige, opgewekte vrouw,
die zo plezierig kon lachen om gekke situaties.
     Vader was totaal anders. Hij leek heel ernstig, haast
"stijf ", maar hij had een geweldig gevoel voor humor.
Erg streng was hij wel, voor zichzelf en voor ons.
Hij zag hoegenaamd niets door de vingers wat maar
zweemde naar ongehoorzaamheid of brutaliteit, laat
staan oneerlijkheid. Daar stond een "gevoelige" straf op!
     Toch - bij 't opgroeien neigde ik steeds meer naar
hem. Ik had een speciale band met hem, die ik niet kan
omschrijven. Ik had 't gevoel dat we altijd eender dachten.
Soms was een enkel blik van verstandhouding daar
het bewijs van .

(NB: klik op het plaatje voor een vergroting)
 
Bij mijn vertrek naar Indië woog het afscheid van Vader
mij zwaar, erg zwaar.
     En ik heb hem niet meer mogen terugzien.

                                      14 april 1977

   Mijn eerste foto, dertien maanden jong. Vandaag
op de dag af 71 jaar geleden genomen: op 14 april 1906!
Ik vind het eigenlijk niet zo'n leuke foto, het "kat uit de
boom-kijkerige" zit er al in.
     En er onder, al was dat toen nog niet aan de orde,
mijn "aanstaande" met zusje Lij. Dat zal ongeveer
(ik schat het maar) in 1897 zijn gemaakt.
  Wat is het leven een zucht, en , om het met een bijbelse
uitdrukking te zeggen: "hoe vlieden wij daarheen".
Drie prille kindertjes, waarvan ik, oude vrouw, nog
de enig overgebleven ben. Het is verbijsterend, als je
er even bij stilstaat. Maar dat doe je niet vaak.
Ik ben tenminste nog al eens met de toekomst bezig,
alsof er nog jaren vóór me liggen. Ik maak nog
plannen, vooral het huisje in Zwitserland zit me
hoog. Toch voel ik het niet als een bedreiging als ik
dat alles niet zou beleven, want ik ben er vast van
overtuigd dat de heerlijkheid die me dan wacht van
altijd bij God te zijn een onmetelijk geluk is.































                                 .

Ria's merklap

door Marike Verheul

Dat we niet precies weten wat er wordt afgebeeld, is eigenlijk wel zo leuk.
Het is een merklap met bovenaan de initialen MV, Maria Verheul. Dat zijn ook mijn initialen, vandaar dat ik dit bijzondere stukje textiel kreeg van Marjolein (Ria's nicht) die het al die tijd zorgvuldig had bewaard.
Een mooie bijkomstigheid is dat ik de grote naaidoos van mijn tante Ria (Maria Verheul 1927-1997), de enige zus van mijn vader, en dochter van Arie van Indië, in huis heb. Het bevat antiek naaigerei van wel drie generaties, zoals een versleten zilveren vingerhoedje, een krakkemikkig raderwieltje en allerlei antieke knoopjes en klosjes en bandjes. Een museumpje op zichzelf.
Kees vertelde dat zijn zus Ria wel eens boekomslagen had gemaakt, en dat deze merklap waarschijnlijk in het verlengde ligt daarvan. Verder was het namelijk eigenlijk niets voor haar, dat geborduur.


(klik op de scan voor een vergroting)


Overigens, iets heel anders, heeft Ria tussen 1979 en1985 ontzettend veel werk gemaakt van het samenstellen en opschrijven van de familie-stambomen van twee kanten: Verheul en Hebly. Het zijn twee goed en leuk geschreven boekwerken geworden met gegevens die wel teruggaan tot de 14e eeuw!

maandag 10 oktober 2011

oom Kees is Jarig

door Marike Verheul

Vandaag, 10 oktober, is Kees Verheul, broer van mijn vader Hans en jongste zoon van Arie Verheul (van Indië) en Jo Hebly, jarig!
Welke leeftijd hij heeft gekregen, doet er eigenlijk niet veel toe. Want wie maalt daar nu om als je jong oogt, en je nog altijd dito voelt. Belangrijk, daarentegen, is dat hij op dit moment waarschijnlijk ergens tussen Zwitserland en Nederland in een goed restaurant zit te eten. Zoals het hoort, zou je bijna schrijven, omdat hij heel graag van het leven geniet.

Kees heeft voor zijn nichten en neven een fantastische map gemaakt over het verhaal van onze grootouders: 'Arie en Jo'. Met anekdotes en stukjes van brieven die zij aan elkaar en aan hun ouders schreven.
Het is een boeiend geheel geworden, goed geschreven en mooi samengesteld door Kees, en zo aanstekelijk dat je zou kunnen stellen dat zijn werk en toewijding uiteindelijk heeft geleid tot het begin van... dit blog (verrassing!)

Met de hartelijke felicitaties van ons allen!

donderdag 22 september 2011

Wie is wie

Alvast een zeer beknot boompje van genoemde personen op dit blog tot nu toe, uit vier opeenvolgende generaties. Een uitgebreide boom zal naar alle waarschijnlijkheid tzt nog volgen.


Arie Verheul Az. (1872-1950) 'Arie Az' op dit blog. Gehuwd met Cornelia Oudijk.
                               |                               

          Arie Verheul (1895-1964) 'Arie van Indië' op dit blog. Gehuwd met Jo Hebly.
                                                                  (+ 8 broers en zussen, zie: familieregister
                                   |

(+ broer + zus)    Hans Verheul (1928-2011)     +     Kees Verheul

                                       |

(+ 2 zussen + 2 broers)   Marike Verheul   (blogger dit weblog)

                                              .

woensdag 21 september 2011

Het smeekschrift

Een aantal jaar geleden schreef mijn vader dit korte verhaal. Ik vind het mooi passen bij de Max Havelaar-achtige ideeën van zijn vader, die in Indië assistent-resident was. (meer daarover in volgende bijdragen!)
Marike.


HET SMEEKSCHRIFT
een kort verhaal, door Hans Verheul


In het grote rijk van de koning was een afgelegen streek, waar een landheer ongestoord de lakens uitdeelde. Hij bezat uitgestrekte landerijen waarop veel boerderijen stonden, later zelfs fabrieken, en had ontelbare arbeiders in dienst die met hun gezinnen in kleine hutjes op het land van de heer woonden.
        Vroeger hadden de arbeiders en hun vrouwen en kinderen het goed gehad, maar de heer had ontdekt dat, hoe minder loon hij betaalde, hoe meer hij zelf overhield. Tenslotte betaalde hij hen helemaal niets meer. In de gaarkeukens werd goedkoop en ook weer steeds minder voedsel verstrekt.
De arbeiders die minder hard gingen werken uit protest of door ondervoeding kregen slaag. Sommigen probeerden te vluchten maar werden tegengehouden of teruggehaald door de politie. Om herhaling te voorkomen liet de heer een hoge prikkeldraadversperring om zijn hele land zetten, met wachtposten om de 100 meter. Wat hij op de lonen van de arbeiders uitspaarde ging nu grotendeels op aan veiligheidsmaatregelen, en daarom moesten de arbeiders nog harder werken en werden dus nog harder geslagen. Ten slotte kwam het zo ver dat iedereen zich 's avonds om 7 uur op zijn bed liet vallen met als enige gedachte de angst dat hij zich de volgende ochtend verslapen zou.
        Een jongetje dat in één van de hutjes woonde kon dat alles niet langer aanzien. Hij had eens horen vertellen dat de koning erg aardig was. Misschien weet die niets van wat hier gebeurt, dacht het jongetje, ik zal hem schrijven. 's Nachts schreef hij een lange brief waarin hij de hele trieste toestand vertelde en smeekte om hulp. De brief vouwde hij tot een vliegtuigje en mikte dat over het prikkeldraad.
        Niet lang daarna kwam een heraut bij de landheer en zei: 'De kroonprins is in aantocht, en heeft mij vooruit gezonden om u te verwittigen'.
Alles was nog in rep en roer toen hij inderdaad met groot gevolg voorreed. Maar wat er toen gebeurde ging zo snel dat haast niemand het kon navertellen. De kroonprins liet de landheer die hem met strijkage tegemoet trad staan, stak met vlugge stappen het voorplein over en verdween in een loods die als kleedhok werd gebruikt. Toen men van de verbazing bekomen was en hem achterna ging, was hij nergens meer te vinden. Wel waren er aan de kapstok zijn scharlaken mantel en zijn kroon. Eén van de overalls die er hingen werd vermist. Er kwam een zoekactie op gang, maar de prins was niet meer te onderscheiden van de naamloze werkende massa, en hij is nooit gevonden.
        De landheer vroeg zich aanvankelijk verbijsterd af wat de zin was van deze manoeuvre, maar daar kwam hij gauw achter. Want wat durfde hij niet meer te doen? Slaan. Immers, elke arbeider zou wel eens de kroonprins kunnen zijn. Ook was hij gedwongen de kwaliteit en kwantiteit van het voedsel in de gaarkeukens op te voeren, en zelfs weer een fatsoenlijk loon te gaan uitbetalen. Tenslotte schaamde hij zich voor het hek. Kortom, alles werd weer als vroeger.

                                                                   .

Overgrootvaders portret

door Marike Verheul

Wat is toch gebeurd met het geschilderde portret van Arie Az? (van burgemeester Verheul dus). Dat krijgen we misschien ooit nog eens te lezen van zijn achterkleinkind, mijn neef Erik?
Want dat verhaal wil hij misschien het liefst zelf vertellen... (en dan hier een knipoog)
;-)

dinsdag 20 september 2011

De Vrijwillige Landstorm (pamflet)

Hier het pamflet (of volgens een antiquariaat een voordracht, gehouden op 13 maart 1915) dat Arie Az schreef. Een 'woord van opwekking tot vrijwillige dienstneming bij den Landstorm': De Vrijwillige Landstorm - ten platte Lande. -


In de Rijnlandsche courant van 8 mei 1915 werd hierover geschreven:

"De schrijver wekt in deze brochure op tot vrijwillige dienstneming bij de landstorm. In de steden vindt men nog wel landstorm-afdelingen, doch op 't platteland zoekt men ze tevergeefs. Onbekendheid met de desbetreffende voorschriften en misschien ook wel afkeurenswaardige onverschilligheid zijn, volgens de schrijver, wellicht de oorzaken van dit te kort. Daarom geeft de auteur eenige inlichtingen aangaande deze zaak en spoort hij aan tot daadwerkelijke betoning van vaderlandsliefde, daarin o.a. uitkomende, dat men medehelpt aan de oprichting van vrijwillige-landstormafdelingen".


donderdag 15 september 2011

Aan mijn Moercapellers (boekje)

In 1925 schreef Arie Verheul (Az), als burgemeester, een boekje voor alle inwoners van Moercapelle.

Hier vind je alle gescande pagina's van het boekje: Moercapelle voorheen en thans.


Verliefd en... snel getrouwd in 1895

Het familie register van Arie Az: een klein boekje in keurige staat.
Alles overzichtelijk geregistreerd: het huwelijk, alle kinderen én de data van overlijden.
Zonder één woord van vreugde of rouw, zoals het hoorde natuurlijk.
Opmerkelijk is dat er tussen de huwelijksdatum en de geboorte van het eerste kind maar 5 maanden zit.


(klik op de scan voor een vergroting)






Arie Az en de toestand van Nederland (gedicht)

Dit gedicht schreef Arie Verheul Az.(geboren op 26 Jul.1872, overleden op 9 Okt.1950), toen nog 'landbouwer te Moerkapelle', op 22-jarige leeftijd.
In het jaar 1903 werd hij burgemeester van Benthuizen en in 1906 kwam daar ook Moerkapelle bij. Hij bleef in die functie tot zijn pensioen in 1937.




(klik op de scan voor een vergroting)
 






Inleiding: Van waar dit blog

door Marike Verheul


In februari dit jaar kreeg ik een uitnodiging voor een opening in het Armando museum in Amersfoort. Dat zit zo: negen jaar lang speelde ik viool naast Armando in zijn jazz- en zigeunermuziekensemble en nog altijd kom ik graag op de bijeenkomsten rond zijn werk als kunstenaar. Ook heb ik na het afscheidsconcert van het Armando-kwartet regelmatig soloconcertjes gegeven in het museum. Alle medewerkers aldaar, en veel van Armando's vrienden en kennissen vormen dan ook een vertrouwde groep mensen tijdens de regelmatig terugkerende feestelijkheden.
          Ongeveer een week voor de opening kreeg ik ook post van mijn oom Kees Verheul, een broer van mijn vader. Hij zat op dat moment in Portugal en schreef dat hij het soms jammer vond dat hij zo veel op reis was, omdat hij dan bijzondere gelegenheden miste… zoals die betreffende opening in het Armando museum waar een speciale kennis van hem, de Israëlische fotografe Reli Avrahami, als gast in de duo-tentoonstelling ‘Aantekeningen over het verleden’ zou deelnemen. Voor mij was zijn bericht een extra reden om te gaan, en ik verheugde me.
          Die 13e februari kwam ik vrij laat aan bij het museum, alle stoelen waren al bezet en veel mensen stonden langs de kant dan wel op de bovenverdieping in vrolijke spanning te wachten op de opening van de tentoonstelling. Vooraan zag ik Armando zitten en besloot hem alvast te begroeten op weg naar de trap. Hij was in gesprek met een charmante oudere dame, ik maakte haar mijn excuses voor het even tussen beide komen. Armando was blij verrast me te zien en zei dat hij zojuist een nichtje van mij had gesproken, Marjolijn genaamd. Ik zei: ‘Je bedoelt misschien Mariette, want ik heb geen nichtje die Marjolijn heet... en wat vreemd, ik kreeg ook een brief van een oom, die vroeg of ik zijn groeten wilde overbrengen aan de kunstenares’. ‘Ah’, zei Armando, ‘die zit hier naast mij’, en hij stelde me aan Reli voor, de vrouw die aan de andere zijde naast hem zat.

Armando museum Amersfoort, 13 februari 2011. Van links naar rechts:
zus van Reli / Hertha (moeder van Reli)/  Armando/  Reli/  ik

          ‘Nice to meet you', zei ik tegen Reli, ‘I am looking forward to the exibition, and... u krijgt de hartelijke groeten van mijn oom Kees Verheul’ - ook in het Engels natuurlijk.  
‘Well thank you!’, zei ze, ‘and who are you, what’s your name?’ ‘I am Marike Verheul, Kees is the youngest brother of my father Hans’. Reli stoof op en gebaarde naar de oudere vrouw, en naar twee andere dames die verderop zaten: ‘She is a Verheul!’ Er volgden enthousiaste kreten, en een van de vrouwen stond op en begon foto’s van mij te maken.
Ik bloosde en dacht: wat gebeurt hier? Stond ik daar voor een volle zaal wachtende mensen en werd opeens enthousiast begroet en gefotografeerd door onbekenden, terwijl ik alleen maar mijn naam had genoemd en niet eens muziek had gemaakt bijvoorbeeld. Gauw ging ik op mijn hurken zitten.
Reli zag mijn verwarring, wees naar de oudere dame naast Armando en zei: ‘Dat is Hertha, mijn moeder, zij heeft als meisje ondergedoken gezeten bij jouw overgrootvader in Zeist’.
          Ik stond perplex, begreep het allemaal niet direct, dacht dat ze mijn grootvader bedoelde, en dat kon helemaal niet, die zat in de oorlog immers in een Jappenkamp in Indonesië? Ik keek in de diep glanzende ogen van Hertha en begon een gesprekje met haar in het Engels. Maar toen ze zei: 'Je kunt gerust Nederlands praten', viel mijn mond weer open.
De familiegeschiedenis kende ik nauwelijks en blijkbaar nog veel slechter dan ik dacht.
Midden in de zaal stond nu ook iemand anders op, en zwaaide naar me. Die had ik wel eens vaker gezien. Het was Marjolijn Valewink-Rijken, een nichtje van mijn vader.
Zij is, vertelde ze, net als mijn vader een kleinkind van Arie Verheul Az., burgermeester van Benthuizen en Moerkapelle. Ze vertelde verder dat hij na zijn pensioen in Zeist was gaan wonen en daar de moeder van Reli in huis had genomen tijdens de tweede wereldoorlog. Tot aan de bevrijding had de dertienjarige Hertha Denneboom in zijn gezin een schuilplaats gevonden.
In 1985 werden Arie Verheul Az. en zijn oudste dochter Lij (zijn vrouw Cornelia Oudijk was in 1906 in het kraambed gestorven) postuum erkend als ‘Rechtvaardigen onder de Volkeren’ en kregen ze een Yad Vashem onderscheiding en bijbehorende vermelding in het gelijknamige boek (* zie voetnoot).

Reli was speciaal voor de opening met haar moeder (die voor een aantal foto's op de tentoonstelling had geposeerd) en twee zussen overgekomen uit Israël. Verder gaf ze die week presentaties en lezingen in Amsterdam en Rotterdam. De volgende dag ben ik naar het Goethe instituut in Rotterdam gegaan om na afloop van Reli's lezing een mini-concertje te geven voor haar moeder Hertha. Ik vond de gelegenheid te bijzonder om zo maar voorbij te laten gaan.


Die middag in het Armando museum begon voor mij de familiegeschiedenis zogezegd. Een beetje laat misschien, maar beter dan nooit. Ik ontmoette nog een nicht (Janny Schaper) en een neef (Geert Valewink) van mijn vader, en hun partners, en vroeg ze de oren van het hoofd, hoewel het mijne inmiddels wat duizelde. Ook ging ik met mijn achterachternichtje Esther, die ik nooit eerder had gezien, op de foto en maakte ik afspraken om hen binnenkort nog eens te ontmoeten.
          Voor een verdere zoektocht naar familieverhalen hoefde ik gelukkig niet heel ver te reizen. Zowel mijn achternicht Marjolijn (een dochter van Jani Verheul, die een dochter was van Arie Verheul Az.), en mijn oom Kees (een zoon van Arie Verheul, die de oudste zoon was van Arie Verheul Az.) wonen net als ik in Den Haag, en bewaren al jaren een schat aan brieven, foto’s, boekjes en met zorg samengestelde geschriften over de levens na onze (over)grootvader.
Overigens, voor wie het nog niet helemaal doorheeft: mijn overgrootvader Arie Verheul Az. was een zoon van Arie Verheul, en noemde ook zijn oudste zoon Arie. Die deed vervolgens hetzelfde. Ook heet minstens één van zijn achterkleinzonen Arie Verheul. Een vriendin wees me er tenslotte op dat ook in mijn naam ari zit.

Mijn overgrootvader, met wie het verhaal wat mij betreft begint, zal ik op dit blog voortaan Arie Az noemen. Zijn zoon, mijn opa, zal ik Arie van Indië noemen.
          Op dit blog wil ik met jullie goedvinden graag een aantal verhalen van en over de familie Verheul plaatsen. Ook lijkt het me leuk om oude handschriften en andere plaatjes te scannen en zo voor iedereen zichtbaar te maken.
Alle bijdragen, aanvullingen en opmerkingen van (achter-) kleinkinderen van Arie Az zijn natuurlijk meer dan welkom!



* Boek: Gutman, I. e.a.  'Rechtvaardigen onder de Volkeren, Nederlanders met een Yad Vashem-onderscheiding voor hulp aan Joden'. Amsterdam: uitgeverij L.J. Veen, in samenwerking met Niod, 2005.  
ISBN: 90 204 02781 of:   978 90 204 02780
.